Ik ontmoette Gerard Soeteman voor het eerst op het GDI bij de visie van “De aanslag” waarvoor hij het scenario schreef.

Ik maakte er met hem een afspraak voor een interview rond scenarioschrijven. Een genre binnen het schrijven waar ik me opnieuw aan wil wagen. Maar wanneer begin je er nu aan? En waarom aan het ene verhaal wel en het andere niet? En wat maakt nu zo’n scenario goed? Allemaal vragen die ik hem wilde stellen.
En ja, op een warme zomerdag in augustus stond ik voor zijn deur, vlakbij een mooi park aan de rand van Rotterdam. Hij begroette me hartelijk en zette zich in een van de design bureaustoelen die er stonden in een net en open ademend appartement. Ik legde mijn smartphone klaar om het gesprek op te nemen en nam wat aantekeningen, mocht er toch iets misgaan met die digitale technologie.
Allereerst, het verlangen om te schrijven, was dat er al van in het begin?
Nee.
Nee?
Nee, het kwam geleidelijk. Ik had wel al veel belangstelling voor het toneel. Maar ik was een afgestudeerde Neerlandicus aan de Universiteit van Leiden. Ik was toen al getrouwd en zat in militaire dienst en daarna zou ik les geven aan een kweekschool. Dat is een school waar onderwijzers worden opgeleid.
En hoe kwam je dan bij televisie terecht?
Ik wou na de militaire dienst naar die school toe, maar dat is niet doorgegaan, een ander had die plek al ingenomen. Dus moest ik iets anders zoeken om de kost te verdienen. Televisie was toen heel erg aan het opkomen, maar academici keken erop neer. Ik niet. Ik had geld nodig en solliciteerde voor vertaler. Zo begon het.
Ik vertaalde er films, interviews, noem maar op en keek goed naar die films, hoe ze het deden. En vanaf het moment dat ik voor televisie met vertalingswerk begon, kwamen er al mensen naar me toe die zeiden: “Goh, moet je horen, hier heb je een boek, zou je dat willen lezen en zou je eens willen kijken of daar een film in zit?” En dan dacht ik, ja, ik moet toch mijn hypotheek aflossen. Als ik het interessant vond dan accepteerde ik het en als het mij niet aansprak, omdat de problematiek of de personages mij helemaal niet aanspraken, dan deed ik het gewoon niet.
Dat was jouw schrijfopleiding, het vertalen van werk van anderen?
Ja. En het was natuurlijk ook omdat ik op een gegeven ogenblik redacteur werd van een kunstrubriek en merkte dat je niet eindeloos moest zitten lullen, je moet een beetje opschieten. Je kan wel gaan zitten mekkeren met een schilder over waarom hij daar een gele streep heeft gezet, maar je denkt, ja, goed, binnen vijf minuten moet het verhaal verteld zijn. Dus ik hield erg van opschieten. En gelukkig was dat met Verhoeven als regisseur ook zo. Er zit altijd een enorme vaart in zijn films.
Dus om terug te komen op je antwoord, ik begon gewoon als broodschrijver en pas later ben ik het leuker gaan vinden en merkte ik dat ik er steeds handiger in werd. En waarom zou je switchen van beroep of ambitie, als je iets doet wat je leuk vindt.
Wat maakt een verhaal of roman voor jou interessant genoeg om eraan te beginnen?
Als ik ermee kan connecten. Je moet er een band mee hebben op de een of andere manier. Als je eraan begint ben je er een paar jaar mee bezig, samen met het andere werk dat er gewoon tussendoor loopt. En je wil toch niet een paar jaar denken van: nou eigenlijk wordt het niks. Dan was het misschien niet helemaal de juiste reden.
En wat is dan nog belangrijk?
Het visuele in het verhaal. Ik ben natuurlijk zelf ook heel visueel ingesteld. Als je hier kijkt (terwijl hij wijst naar de muur die gevuld staat met boekenrekken), dan staan daar allemaal kunstboeken en ik vind altijd als iemand 100 of 500 jaar geleden de moeite heeft genomen om een moment in een leven vast te leggen, dan zit er iets in dat moment, in die beweging, in het licht enzo, wat een grote tekenwaarde heeft.
Net als in een boek, dan moet je niet buiten het boek omgaan, je moet er niks aan toevoegen, maar het visueel kunnen vertalen. Als het boek visueel interessante scènes heeft, zal ik er al sneller aan beginnen en als ik de scène niet visueel genoeg vind, dan zal ik het even oppoetsen. Dat is voor mij als scenarist belangrijk bij een boekbewerking.
Vaak zitten er in een roman veel dialogen. Hoe ga je om met die dialogen?
Een roman is natuurlijk het woord, film is het beeld. Dus bepaalde dingen hoef je niet te zeggen, want je ziet ze. Waarom zou je nog mensen gaan laten vertellen hoe treurig ze zijn als je scènes hebt laten zien waardoor ze treurig worden. Als het goed gedaan is door de acteurs, de regisseur en de muziek die eronder staat, moet je er niks bij verzinnen. Soms moet je gewoon wat woordjes weglaten of toevoegen.
Maar ik zal met een boek altijd integer omgaan. Je moet betrachten te vangen en over te brengen wat de essentie ervan is en daarbij bewaar ik zo veel mogelijk van de originele dialoog. Neem nu bij “De aanslag”, waar Anton in een gevangenis zit en die onbekende vrouw tegenkomt. Je leest dat in het boek en je hebt zoiets van, ik zie dit voor mij, dat bewaar ik, tot daar waar ik denk dat de kijkers verder kunnen.
Welk scenario van jou ligt je nu nog nauw aan het hart?
Dat is onder andere “Spetters”. Het gaat over kleine mensen die vreselijk hard proberen naar boven te klimmen. En om diverse redenen lukt dat de ene wel en de andere niet. “Zwartboek”, bijvoorbeeld ook, dat gaat over de onzekerheid die altijd in de oorlog bestaat, van pakken ze me of pakken ze me niet. En uit welke motieven handelen die mensen eigenlijk?
Een paar dagen geleden was een dame hier die mij vragen stelde over “Soldaat van Oranje” en de motieven, “oh dat is een held”, zei ze, maar de motieven van die man waren helemaal niet zo heldhaftig. Een kernzin uit die film is: “Ja, een beetje oorlog, best spannend.” Dus dat vind ik heel interessant. Je kunt uit wankele motieven toch een grote kracht ontplooien, en dat dan laten zien in een scenario, dat boeit mij. Net als bij “Max Havelaar”, naar het boek van Multatuli. Een grote gek die eigenlijk, want hij vond die koning van Nederland maar niks, zelf keizer van Nederlands-Indië wilde worden. Daarvoor heeft hij het ook geschreven en hij had een nichtje met wie hij een wat illegale verhouding had en dan kon hij haar hertogin van Sumatra maken. Maar dat boek heeft wel geleid tot een gespletenheid in Nederland over de Nederlandse koloniale politiek. Daarvoor was het zo van: fantastisch wat we daar doen. En na dat boek rees de vraag: is het wel zo fantastisch wat we daar doen?
Dus ik vind dat soort problematiek zoals vraagtekens bij dingen zetten, niet alles zomaar accepteren, de dubbelzinnigheid van de motieven interessant. Als je goed kijkt dan staat dit op de voorgrond, maar op de achtergrond staat veel meer. Daar doe je het voor.
“Spetters” bijvoorbeeld werd door de Nederlandse kritiek totaal vernietigd, maar nu is het een iconische film. In Nederland was het vroeger zo dat alleen de problemen van de notaris of een arts of een kunstenaar, de toplaag van de maatschappij, interessant was om te vertellen, die hadden problemen. En dan kreeg je eens een inkijk. Maar “Spetters” bestaat uit jongens die in een garage werken en een meisje die op kermissen bitterballen en kroketten en frikadellen bakt. Dat zijn ook mensen, dat is ook interessant. Als je dat dan laat zien, dan hebben de mensen die allemaal verder studeerden kritiek, zij zijn de critici geworden, en dan vind ik het juist aardig om die mensen te zieken.
Ik haal eruit dat je geen echte favoriet hebt?
Nee, ik heb geen favoriet, het gaat om een heleboel verschillende thema’s die mij aan het hart gaan.
Schrijven leer je door te zien hoe anderen het doen, klopt dat?
Ja, ja. Jatten. Je moet goed jatten. Je moet geen arme man zijn zak omkeren, dat niet, maar je moet goed kijken en denken, hé, daar zit heel veel in. Weet je wat, hij of zij mist het toch niet dat ik jat. Goed stelen is een kunst.
Want zoals ik begrepen heb in de film van “De aanslag”, om even dat sprongetje te maken, heeft Harry Mulisch ook goed gejat voor zijn verhaal, toch?
Mulisch heeft alles bij elkaar gejat. Mulisch was iemand die reageerde op de mode van de dag. Dus als het lesbische verhaal over het rode haar (Roman over “Het Meisje met het rode haar”, van Theun de Vries.) succes had, dan schreef hij zelf gauw een verzetsroman en zo is hij doorgegaan. Zijn eerste verhalen zijn natuurlijk afgekeken van Kafka.
Hoe kwam jij tot de verhalen voor “Floris”?
“Johan en de Alverman” had succes in België en was een leuke middeleeuwse jeugdserie. Ben Klokman, de chef jeugdprogramma’s, vond dat wij ook zoiets konden maken en vroeg mij of ik wilde meewerken. Ik zocht enkele toenmalige vrienden die ook schreven, maar zij haakten af, ik was de enige die werd betaald. Dus ik ging alleen verder, maar wilde het verhaal in de late middeleeuwen laten afspelen, minder somber en met invloeden uit andere landen, de Spanjaarden en de Portugezen voeren toen al naar Goa, Bombay, Mumbai enzovoorts. Dus de grondslag van een Europeaan die er op los timmert en een Indiase Fakir die het brein was en waardoor ik Aziatische invloeden erin kon schrijven, waren voor mij erg leuk om mee te spelen.
En om dan verder te werken had je een goede regisseur en acteur nodig?
Ja, die goede acteur, dat was Rutger Hauer, en die had ik al zien spelen bij de Noorder Compagnie en vond ik een uitstekend bruikbare man: stevig, durfde alles, reed paard, vocht, die gaf ik dan door aan Ben.
Dan was er nog die Leidse student Paul Verhoeven. Van het 350-jarig bestaan van het korps mariniers, dat zijn elitetroepen, mocht hij tijdens zijn legerdienst een film maken. Ze hadden tegen hem gezegd: “Luitenant Paul, doe maar.” Dus hij had een enorm budget tevoorschijn gekregen en allemaal boten en mariniers en vliegtuigen ter beschikking. Hij heeft daar een documentaire over gemaakt en Ben Klokman had én die films van Paul gezien die hij als student had gemaakt over de middelbare én hij had in die docu gezien dat hij ontzettend goed actie kon filmen. Toen heeft hij gezegd: “Weet je wat, we nemen een leuke jonge kerel die enthousiast is, en dat is Verhoeven.”
Is er een scenario van een film dat je gezien hebt, waarvan je wilde dat je het zelf geschreven had?
Bijna alles van Woody Allen. Want die man is geniaal. Los van die verhouding met de stiefdochter natuurlijk. Maar zijn scenario’s, dat is meesterlijk… Ja, en dat filmen, hoe hij het maakt, is zo simpel. Het lijkt alsof het zomaar even uit de lucht geplukt is.
Wat was voor jou doorslaggevend om aan het scenario van “De aanslag” te beginnen?
Fons Rademakers kwam naar me toe en zei: “Gerard, er is nu iets vreselijks aan de hand.”
Fons had veel connecties met België. Hij heeft “Mira” daar gemaakt. Hij komt uit Brabant. Brabanders en Belgen, dat accordeert nogal. En hij zei: “Gerard, er wordt een onderzoeksrechter voor het gerecht gedaagd. Hij zou zijn vrouw hebben vermoord. Dat is heel interessant, zullen we er naartoe gaan en kijken of daar een film in zit?” En toen zei ik: “Ja dat wil ik wel eens doen.”
We zouden drie dagen naar dat proces gaan. Dat proces heeft zes weken geduurd. We zagen iemand die wel een intellectueel was, maar niet taalbegaafd, en die door de aanklager totaal vernietigd werd. Ze beoordeelden hem als schuldig, toen hadden Fons en ik de neiging om op te springen en te roepen, idioten, idioten! Want wij als mensen die dagelijks met toneelspelers te maken hadden, hadden in de gaten dat die aanklager, die wij Jules Depraeter hebben genoemd, een leugenaar was, een toneelspeler. Die bespeelde die zaal, de rechters en de jury. En toen maakten we die film en we waren beiden zeer grondig. Maar de film deed helemaal niets. En bovendien dachten de Belgen: wat zou die Nederlander ons voor een les komen leren en waarom zouden wij accepteren dat wij in de modder worden gedrukt samen met ons rechtssysteem? En de Nederlanders dachten, wat moeten we met een rare rechtspraak van die suffe Belgen?
Dat was de film “Mijn Vriend”?
Ja. Dus die film deed het helemaal niet en Fons had ook vreselijk zijn best gedaan om er een mooie visuele film van te maken. Er hadden zoveel mensen in geïnvesteerd, die dat natuurlijk terug wilden. Dus hij zei, ja hoor eens hier, ik kan geld krijgen voor “De aanslag”
en ik dacht, oh god ik wil helemaal “De aanslag” niet doen. Maar hij drong aan. En uit schuldgevoel, dat ik een scenario had geschreven waarvan de film geen geld had opgebracht,
heb ik toen dat boek bewerkt. Toen ik las dat er allerlei grote dialoogscènes in zaten, waarvan ik vond dat Rademakers als bijzonder goede toneelregisseur dat wel zou aankunnen, dacht ik, nou, dat is voor mij dan een experiment om er hele gesprekken in te voegen. Maar het startte vooral vanuit een heel banaal thema: schuldgevoel ten aanzien van de regisseur.
Was het ook een situatie die je herkende vanuit de oorlog?
Ja, en uit de media. En al die andere grote veldslagen. Over mensen die dat niet aankonden en die misschien wel hadden gefunctioneerd op het slagveld, maar daarna de terugslag ondervonden, dat werd toen nog shell shock genoemd (nu PTSS). Na de Tweede Wereldoorlog begon men er een beetje aandacht aan te besteden, van die mensen uit “Soldaat van Oranje” bijvoorbeeld, die daar ook middenin zaten. Dat voelde ik, de oorlog werkt door zoals bij de hoofdpersoon die ook anesthesist wordt; hij verdooft andere mensen, maar bij hem werkt het niet, want bij hem komt het steeds terug.
De Aanslag won een Oscar, als beste niet-Engelstalige film. Heeft dit invloed gehad op jouw carrière?
Nee.
Nee? Jij deed gewoon verder jouw job?
Ik deed gewoon verder. Ik werkte voor de televisie en maakte toen documentaires, vond ik vreselijk leuk. Ik hoefde me nooit geldzorgen te maken, want als ik niet schreef voor de cinema werkte ik gewoon door. Dus al die scenario’s van me, en er zijn er heel veel die niet verfilmd zijn, dat was allemaal gedaan in mijn vrije tijd: in de weekenden of in de vakanties of wat dan ook.
Was je er zelf bij op de uitreiking van de Oscars?
Ik was er zelf niet, want dat was alleen voor de producent en de regisseur, maar ik zat toen wel in LA. Ik was er voor een andere film met Verhoeven. Toen waren we in gesprek met de Amerikaanse producent Orion en dat viel toevallig samen.
Voor “Flesh and Blood”?
Ja, dat was ook weer zoiets, het was de tijd van Ronald Reagan, en de Amerikanen zegden, voor deze film moet je het maken voor een budget van 6 miljoen dollar. Dat hadden ze zo vastgelegd, en zo werd het allemaal voorbereid. Net dan steeg de dollar en plots had hij veel meer middelen voorhanden dan oorspronkelijk bedoeld was. Als je die film ook ziet, die is in Spanje gemaakt met een fantastische crew, ze konden daar alles. Het is lang geleden dat ik hem gezien heb, dus ik weet niet of hij nog fris zit of hij verouderd is. Je moet maar kijken. Maar het verkoopt nog steeds.
Je verbleef toen in LA, in welk hotel?
Château Marmont. Een heel beroemd hotel. Ik ben er niet doodgegaan, maar anderen wel. Als je daar naartoe gaat (te gast in LA als maker), betalen ze je ook een Château Marmont. Die avond maakte men bekend dat Rademakers de Oscar had gewonnen en als tweede of derde naam stond ik erbij als scenarist. Dus toen die eigenaar dat zag, kwam hij met een grote fles roze champagne naar me toe. Later ontplofte die in de koffer van mijn vrouw, in het vliegtuig. En ze hebben dat niet opgemerkt, die koffers staan een beetje te bibberend beneden. En op die fles champagne komt er druk, nietwaar. Die bubbels doen dat ding exploderen. We hebben toen alle ondergoed van mijn vrouw kunnen weggooien, omdat er glasscherven en pink champagne in zat. Overigens champagne van de wijngaard van die eigenaar van Château Marmont.
Als je terugkijkt op jouw carrière als scenarist dan, wat zijn voor jou de hoogtepunten en dieptepunten?
Dat is bij het in première gaan van de film, dan gingen Verhoeven en ik naar het theater en liepen we achterlangs als de zaal vol was en keken we hoe de zaal reageerde. Als de zaal reageerde zoals wij hoopten, dan kon ons geluk niet op.
Dieptepunten zijn er als je iets maakt dat het je dan door twist uiteendrijft, zoals met die film die Paul gemaakt heeft over die non, Benedetta. Op een gegeven moment kregen we ruzie over het scenario en hij heeft toen voor zijn eigen versie gekozen en dat stond mij niet aan. Een verschil in visie. Ik denk dat het belangrijk is dat je als maker of schrijver trouw blijft aan jezelf. Als je van het moment dat je het gevoel hebt van nee, dit is niet meer mijn verhaal, dan moet je er afstand van doen.
Dat zijn inderdaad moeilijke momenten. En nu nog altijd aan het schrijven?
Ja, zeker. Ik werk aan een scenario over de revue in de jaren veertig en vijftig. Een schrijver gaat niet op pensioen. Zolang het fysiek en mentaal gaat, gaat hij door.
Heb je nog tips voor beginnende scenaristen?
Steel een balpen op het postkantoor, papier waar je het kan vinden en schrijf. En ga vooral zitten kijken naar hoe anderen het doen en lees veel. Het wiel kan je niet uitvinden, want het wiel is er al. Denk niet, ik vind alles zelf uit. Er is niet zo gek veel te verzinnen. Als je goed naar het leven kijkt en naar de mensen om je heen, die verbazingwekkend genoeg zijn, dan hoef je niet veel te verzinnen.
Jeroen Bosch is natuurlijk ook interessant. Die verbeeldt angsten, door de kerk gestimuleerde angsten. Maar de meeste mensen vinden een portret van Rembrandt boeiender, daar hebben ze meer mee, dat herkennen ze.
Nee, het echte leven is vaak veel straffer dan wat je zelf kan verzinnen.
Jij schrijft eerst nog op papier?
Iedereen schrijft tegenwoordig op de computer. Ik schrijf alles met de hand. De continuïteit, het vloeiende zit er in. Gewoon met de hand pennen. Dat vervelende bord met toetsen moet zich daar tussen wringen, want ik merk bij mezelf dat ik gewoon echt typefouten maak door snel te willen schrijven. Dus schrijf ik het eerst uit op papier.
Dit is een filmblog, dus toch nog deze vraag: wat is voor jou de top drie van beste films die je zag?
“To Be or Not To Be”, “Singin’in the Rain” en (hij aarzelt even) … “Spetters”.
Waarna hij breed glimlachte.
Tot slot dankte ik hem voor de openhartige babbel en was het tijd voor hem om samen met zijn vrouw de hond uit te laten. Hij toonde me nog snel zijn bureau waaraan hij schrijft en een recent scenario dat hij opstuurde naar een producent.
Ja, een artiest blijft werken, zolang hij kan, net als verhalen, ze blijven duren, zolang iemand ze neerpent.
Trailer Spetters:
1 gedachte over “Interview met een scenarist: Gerard Soeteman”
Reacties zijn gesloten.