12 mei vriend en collega KDL verjaarde. In het Wilhelmina Palast en tevens privé bioscoop van Dr. Roest werden we op How to Make an American Quilt getrakteerd met de bijhorende drank en versnaperingen. Gedraaid op pellicule natuurlijk. Echter kon het niet.
Zo’n privébioscoop is een traditie die al lang bestaat, zelfs Ingmar Bergman had er eentje. Hij vertoonde voor vrienden en familie wel eens een film, net als Dr. Roest, als namiddagtijdverdrijf. Dr. Roest koopt ze zelf aan, oude kopieën op rollen gered van de schroothoop, net als die grote metalen bakken van projectoren. Hij zou er zelfs een projectorenmuseum van kunnen uitbaten. Maar daar doet hij het niet voor, voor hem is het omwille van de liefde voor de film en de authentieke dragers daarvan.
Maar goed, nu iets over de film. Allereerst hij verraste me, want wat ik wel meer heb met films uit de periode dat ik nog wat jonger was en daarna herbekijk: “Oh mijn god wat ziet die er oud en gedateerd uit!” En dat is confronterend en wens je niet jezelf toe. Een moment dat ik laatst had met het herzien van The Bodyguard. Vreselijke ontnuchtering, ondanks de mooie zangstem van Whitney.
Met deze film had ik dat alvast minder.
Het verhaal begint met een mooie gestileerde overgang (wat vaker terugkwam als stijlkenmerk in de film) naar een shot vanonder een quilt – een soort extra dekentje of sprei voor op je bed – gezien vanuit het oogpunt van het kind dat eronder ligt en de moeders die hun naalden erin steken en eraan werken.
Het opzet van de film is goed gevonden. Een jonge dame, Finn, gaat bij haar grootmoeder en diens zussen logeren om aan haar eindwerk te kunnen doorwerken. Ze staat op het punt te trouwen en haar vriendje knapt ondertussen hun huis op. Weg van alles heeft zij tijd om te werken, maar ook om na te denken over de grote stappen die ze nu in het leven zal zetten.
En teveel tijd en ruimte is nooit goed, zeker niet als je in een idyllisch dorp bent aanbeland waar vlakbij het zwembad ook nog een, op zijn uiterlijk gecaste, adonis rondzwerft.
Ze twijfelt. De whisky drinkende en weed smorende omaatjes merken het. De dames die er in de grote villa wonen en er langskomen om aan de quilt te werken willen haar helpen. Ze vertellen allen hun verhaal, verhalen over een eerste liefde en andere (soms pijnlijke) momenten uit hun huwelijksleven. Elk verhaal dat ze vertellen naaien ze in de quilt, het is hun nalatenschap voor haar aankomende huwelijk. Een erfstuk.
De film wordt ook op deze manier verteld. Als een mozaïek van liefdesverhalen, elk met hun eigen thema en (visuele) invalshoek. En dit werkt nog steeds. Het doet niet gedateerd aan en blijft boeien. Vooral door de mooie fotografie bij momenten en enkele pakkende scènes dankzij sterk acteerwerk door oude rotten in het vak. Actrices die zich opnieuw bewijzen zoals Ellen Burstyn, Anne Bancroft, Jean Simons en zelfs schrijfster en dichteres Maya Angelou versus jong talent dat zich nog moet bewijzen zoals Jared Leto en Claire Danes. Met natuurlijk het toenmalige Hollywood icoon van de generatie X – Reality Bites – actrice Winona Rider, die eigenlijk nooit echt van dat imago (next-to-door and don’t know why or what to do) afgeraakte als jonge actrice. In 2016 krijgt ze een herkansing in de weergaloze serie Stranger Things, en ze doet dit goed.
Enkele onvergetelijke beelden, de aardbeiscène tussen de jonge verleider en Finn en quotes “Your not pretty enough to be on your own” deden me beseffen waarom deze film nog steeds in mijn geheugen stond gegrift. Een mooie en gevoelige film geregisseerd door de Australische Jocelyn Moorehouse.
Ook de muziek van Thomas Newman voelde aan als een aangename zeebries.
Op het einde komt alles samen en worden we door Finn en een zwarte kraai naar een zeemzoet einde gebracht. Een beetje erover misschien en net niet Arthouse genoeg, maar het werkte wel.
Na de film doken we in het Bourgondische leven van eten en drank. Niet om alles te verteren, maar om het te vieren, niet de liefde, maar de vriendschap die minstens even sterk is en al lang meegaat. Langer dan de liefde?